I decided to walk the GR412 – Sentier des Terrils — a walk along the coal mining axis — and thus spoil tip (Terril) axis of Wallonia. The GR runs from Blegny, close to Maastricht, to Bernissart, on the French border.
Ik heb besloten de GR412 – Sentier des Terrils te lopen — een wandeling langs de kolenwinningsas — en dus steenberg-as van Wallonië. De GR loopt van Blegny, bij Maastricht, naar Bernissart, dicht bij de Franse grens.
Stage / Etappe : 1
Date / Datum : 14-12-2019
From / van : Eijsden (NL) (57m)
To / naar : Micheroux (277m)
Km : 30.79km
Time : 7h03m
Terrils : 2 (0 climbed / beklommen)
Weather : First sunny, then cloudy, 11°C, occasional rainshowers
/ weer : Eerst zonnig, later bewolkt, 11°C, af en toe regenbuien
I started not in Blegny, but in Eijsden, for a particular reason: I also wanted to walk along the path of the the rural tram line 466, which was run until 1980 for mine traffic between Blegny and Warsage, and until 1991 as a tourist line. Parts of the track are still present – I had been there in 2004 but wanted to see more of it.
Ik ben niet begonnen in Blegny, maar in Eijsden, en wel omdat ik ook langs de route van tramlijn 466 wilde lopen. Deze lijn liep tot 1980 voor mijnvervoer tussen Blegny en Weerst, en tot 1991 als een toeristische lijn. Het spoor is deels nog aanwezig. Ik ben er in 2004 langsgefietst, maar wilde de hele lijn bekijken.
I already had the idea to walk this GR since I learned of it’s existence in january 2019, but the actual plan to do it today came only 2 days prior — On my way to work, I realized that I had 4 weeks of holiday after a very, very busy period. I know it’s very likely to become ill then, so I thought I would combat that with a little tour de force. Planning consisted mainly of finding a place to sleep for the night at a reasonable walking distance and buying a compact camera, because I wanted better pictures than my phone provides, but a lighter camera than my EOS 750D.
Ik had het idee deze GR te lopen sinds ik van het bestaan hoorde, in januari 2019, maar het echte plan kwam maar 2 dagen voor ik begon te lopen — onderweg naar werk, realiseerde ik me dat ik 4 weken vakantie had na een hele, hele drukke periode. Ik weet van mijzelf dat de kans groot is dat ik op zo’n moment ziek word, dus ik dacht dat te bestrijden met een kleine tour de force.
Mijn planning bestond hoofdzakelijk uit het vinden van een overnachtingsplek op een redelijke loopafstand, en het kopen van een compactcamera, want ik wilde betere foto’s dan mijn telefoon maakt en een lichtere camera dan de EOS 750D.
Mesch
Mesch
I took the train of 7:29 subway from home, arriving at Eijsden station at 10:27, and then went on to Mesch. Mesch was the fist village in the Nederlands to be liberated in WWII, but also where I saw my first Steenberg (lit. stone mountain – terril) this walk — or actually I didn’t. The local bus stop is called Steenbergweg and due to there being zinc mines in the vincinity, I thought there might have been a spoil tip from mining here. But Pierre Jeukens from the local historical society explained me kindly that the Steenberg here refers to the Margraten Plateau, which feels like a proper mountain when climbed from the Meuse valley. The mountain is rich in gravel from the Meuse, hence the name Steenberg. Next to the Steenbergweg, there was a Kiezelkuilweg (gravel pit road), leading to two former gravel pits.
While Mesch does not sport any spoil tips itself, it does have a great view at the Blegny terril.
Ik heb de metro van 7:29 van huis genomen, en kwam aan om Eijsden om 10:27. Daarna doorgelopen naar Mesch. Mesch is de eerste plaats in Nederland die in de tweede wereldoorlog bevrijd werd, maar ook waar ik mijn eerste Steenberg (het Nederlandse woord voor terril) van deze wandeling zag — of eigenlijk niet. De lokale bushalte heet Steenbergweg en omdat ik wist dat er zinkmijnen in de buurt waren, verwachtte ik dat hier wel een steenberg met mijnrestanten geweest kon zijn. Pierre Jeukens van de Stichting Eijsdens Verleden heeft mij uitgelegd dat de Steenberg hier verwijst naar het Plateau van Margraten, dat aanvoelt als een echte berg als je haar beklimt vanuit de Maasvallei.
De berg is rijk aan kiezel, en daarom de naam Steenberg.
Naast de Steenbergweg, heeft Mesch ook een kiezelkuilweg, die leidt naar twee voormalige grindgroeven.
Mesch heeft zelf dus geen steenbergen, maar wel een prachtig uitzicht op de terril van Blegny.
From Mesch I crossed the border into the Voerstreek — a narrow strip of Flemish (Dutch speaking) land surrounded by Wallon (French speaking) land on three sides, and the Netherlands on the north side. The Voerstreek was once the site of fierce linguistic battles, where partizans of each group spraypainted all markings in other languages.
I assume it is a relic of this times that the village of ‘s-Gravenvoeren / Fouron-le-Comte has no village name at it’s boundary — although the street names here are bilingual (Dutch largest and on top).
Vanaf Mesch ben ik de grens overgestoken naar de Voerstreek — een nauwe strook Vlaams land, aan drie kanten omringd door Wallonië en aan de noordzijde door Nederland. De Voerstreek was ooit het toneel van een felle taalstrijd, waar aanhangers van de ene taalgroep ‘s nachts alle bebording in de andere taal wegspoten.
Ik neem aan dat het een reliek uit die tijd is dat ‘s-Gravensvoeren ofwel Fouron-le-Comte geen plaatsnaambord op zijn komgrens heeft — hoewel de straatnamen hier tweetalig zijn (Nederlands het grootst en bovenaan).
Tram line 466
Tramlijn 466
The vicinal tram line 466 ran from Liège via Jupille, Blegny (mine), Dalhem and Warsage to ‘s-Gravensvoeren. The section from Dalhem to ‘s-Gravensvoeren was lifted in 1942 to be used by the German occupiers. Passenger traffic between Blegny and Dalhem was stopped in 1948, but the freight traffic continued for a few years, until 1955 (or ’57), when the Blegny mine bought the line from the SNCV between its seat and Warsage station — the vicinal line south of Blegny towards Liege was lifted. The mine ran normal gauge coal wagons on transporter wagons on this metre-gauge line, that had been rebuilt after the war until the closure of the mine in 1980. From 1973 on, an enthousiast group called Li Trembleu (Wallon for Little Trembleur) had ran heritage trams on this line — both with steam engines, diesel engines from the mine, and diesel or petrol railcars. When the mine closed it turned into a museum and the heritage trams were a welcome addition — although the line was shortened to Mortroux to not have to cross the busy road to Maastricht.
A fatal accident which took 7 lives in 1991 also meant the end for this heritage tram line. However, the tracks stayed in their place for many years.
NMVB-buurtspoorweglijn 466 liep van Luik via Jupille, Blegny (mijn), Dalhem en Weerst naar ‘s-Gravensvoeren. Het deel tussen Dalhem en ‘s-Gravensvoeren is in 1942 opgebroken door de Duitse bezetters. Het personenvervoer tussen Blegny en Dalhem is in 1948 stopgezet, maar het vrachtverkeer ging nog een paar jaar door, tot in 1955 (of ’57) de mijn de tramlijn overnam van de NMVB tussen de mijnzetel en het station van Weest — de buurtspoorlijn ten zuiden van Blegny richting Luik werd opgebroken. De mijn reed met normaalsporige kolenwagons op rolwagens over deze metersporige lijn, die na de oorlog herbouwd was, tot de sluiting van de mijn in 1980. Vanaf 1973 reed een groep enthousiastelingen onder de naam Li Trembleu (Waals voor De kleine uit Trembleur) al met historische trams op deze lijn — zowel met NMVB-stoomlocomotieven, diesellocomotieven van de mijn en diesel of benzine-autorails. Toen de mijn sloot, werd ze omgevormd tot een museum en de historische trams waren een welkome aanvulling. De lijn werd wel ingekort tot Mortroux om de drukke weg naar Maastricht niet te hoeven kruisen.
Een fataal ongeluk in 1991, dat 7 levens kostte, betekende het einde voor deze tramlijn. Het spoor bleef wel nog jaren liggen.
In ‘s-Gravensvoeren I found no trace of the tram line — except maybe a building that sits on the exact location of the end of the line and with some fantasy looks a bit like a vicinal station. But I am not sure at all it is.
A bit further south — I passed the Flemish-Wallon border without any sign — the bridge that carries rail line 24 (Tongeren – Aachen) is surprisingly wide for the narrow road — which means there is space for a tram line that was on the side of the road here.
In ‘s-Gravensvoeren vond ik geen spoor van de tramlijn — behalve wellicht een gebouw dat op de exacte plaats staat waar het einde van de lijn lag, en dat met wat fantasie op een buurtspoorwegstation lijkt. Maar ik ben er niet zeker van dat het een station is.
Een stukje zuidelijker — ik ben inmiddels zonder enig merkteken de Vlaams-Waalse grens gepasseerd — is de brug onder spoorlijn 24 (Tongeren – Aken) opvallend breed voor de smalle weg — wat betekent dat er ruimte was voor een tramlijn aan de kant van de weg.
In Warsage itself, the pattern of the buildings and lots clearly shows where the line cut through the village. From there on, it ran for a few miles through fields, and few evidence remains.
I walked south on the Croix Madame road, confident the tram line ran along that road. But I later found out the tram line ran a little further eastward and behind the houses at Brasinnes — reason for a later visit.
In Weerst zelf, maakt het patroon van de gebouwen en percelen duidelijk waar de lijn door het dorp sneed. Ten zuiden van Weerst liep de lijn een paar kilometer door de velden, en zijn er weinig overblijfselen te vinden.
Ik ben verder naar het zuiden gelopen over de Croix Madame, overtuigd dat de tramlijn langs die weg liep. Pas later kwam ik er achter dat de tram wat oostelijker liep, en achter de huizen van Brasinnes langs — reden voor een herbezoek. Ooit.
Nelhain (Mortroux) was the end of the shortened tourist line. The rails are still in place here. What strikes me is that they are surprisingly light rails for a line that once carried coal cars.
At Nelhain there is a small two-track yard — the rails are partially visible and the track is turned into a walking and biking path by filling the space between the rails with gravel. I preffer this to removing all tracks and turning it into an asphalt bike path devoid of any rail-related remains, although it is not a high-speed biking route. Next to the yard at Nelhain is a restaurant, Au Boute en Train, which is (very) lightly train-themed.
Nelhain (Mortroux) was het einde van de ingekorte toeristische lijn. Vanaf hier liggen de rails er nog. Wat mij opvalt is dat er verrassend lichte rails liggen voor een lijn die ooit kolenwagons vervoerde.
In Nelhain is een klein tweesporig emplacementje — de rails zijn nog deels zichtbaar en het spoor is tot een wandel- en fietspad gemaakt door de ruimte tussen de rails met porfier op te vullen. Ik vind dit een stuk mooier dan opgebroken spoor, vervangen door een asfaltpiste waar alle spoorrestanten verdwenen zijn, maar het is geen snelfietsroute. In Nelhain ligt naast het emplacementje een brasserie, Au Boute en Train, met een licht spoorthema.
The line (with rails!) follows a lovely tree-lined path that crosses the river Berwinne. I saw a CV (Chemins Vicinaux — Rural tramway) boundary marker along this stretch.
De lijn (met rails!) volgt een schattig, met kreupelhout omzoomd, pad dat de Berwijn kruist. Ik zag hier een CV (Chemins Vicinaux — Buurtspoorwegen) grenssteen langs dit spoor.
The rails end at Dalhem, a beautiful city, with a fortress that overlooks the surrounding valleys from a 40m high rock ledge. To cross this ledge, a 144m long tunnel was created in 1904. More information on this tunnel, in Dutch and French, on the site of Railations.
This tunnel is now under renovation of a project for “soft mobility” from Soumagne to Dalhem. According to a sign, work started in april 2018, should have been done in 120 workable days, so in true Belgian fashion isn’t done 20 months (430 workable days) later. However, the restauration has gone a long way and looks beautiful. And the tunnel not being ready gave me a good excuse to walk trough the — indeed beautiful, but silent in December — village of Dalhem.
Het spoor eindigt in Dalhem, een mooi stadje, met een fort dat over de omringende valleien uitkijkt vanaf een 40 meter hoge rotspunt. Om deze uitstulping te kruisen, is in 1904 een 144m lange tunnel gebouwd. Railations heeft een pagina gewijd aan deze tunnel.
De tunnel wordt nu gerenoveerd in het kader van een project voor “zachte mobiliteit” van Soumagne naar Dalhem. Volgens het aanpalende bord is het werk gestart in april 2018, en zou het in 120 werkbare dagen klaar moeten zijn. Dus naar goed Belgisch gebruik is het geheel 20 maand (430 werkbare dagen) later nog niet klaar. De restauratie is wel een goed eind onderweg en het resultaat is schitterend. Bovendien geeft de gesloten tunnel mijn een goed excuus om door het — inderdaad wonderschone, maar in december stille — Dalhem te lopen.
After Dalhem, the tram line had it’s own right of way for a good 2.5 km. First on an embankment, but then in a shallow cutting between fields. At this time, I was hungry, it started to rain so I increased my pace. The few things I noticed were a former bridge (deck missing, beams still present) over the tram line — which is a bit strange because there was no real road crossing at that location — and quite a lot of remaining infrastructure at the many crossings (also just connecting fields). Almost each crossing had a white-red pole and was properly fenced off, even for pedestrian crossings — 28 years after the last tram passed here.
Na Dalhem had de tramlijn zo’n 2.5 km een eigen bedding. Eerst over een flinke baandam, maar daarna in een ondiepe insnijding door de velden. Op dit moment was ik hongerig, het begin met regenen dus ik ben vlug doorgelopen. Een paar opvallende zaken waren waren een voormalige brug (het dek miste, de balken waren er nog wel) over de lijn — wat een beetje vreemd is want er was geen echte weg of pad op die plek — en vrij veel overblijvende overweg-infrastructuur (die ook slechts velden en paden verbonden). Vrijwel elke overweg had een wit-rode paal en was goed afgesloten, zelfs de voetpaden — 28 jaar nadat de laatste tram hier reed.
From La Supère (a hamlet near Saint-Remy called such on the 1969 topographical map — but it is Rue Supexhe in 2019) to the Charbonnage de Trembleur (Blegny mine), the tracks were on the side of the road. A faint path was visible in the grass. On my visit in 2004 the ties were still here. They had either rotten away or been dug up.
By now, the rain really started pouring and I was longing for a hot lunch — I knew from my previous visit that Brasserie Le Puits sans faim (The pit without hunger) served good walking food and they were open all year long — according to the website.
Upon arrival, Le Puits was backfilled — closed for the seaon. Nearby restaurant Le Chalet had just closed their kitchen after lunch and wouldn’t reopen till 4PM. They would not serve me anything — not even a coke — but were kind enough to let me use the toilet.
Van La Supère (een buurtje bij Saint-Remy dat op de topografische kaart van 1969 zo heet — nu is het de Rue Supexhe) tot aan de kolenmijn van Trembleur (Blegny), lagen de sporen naast de weg. Hier was nog een vaag pad zichtbaar. Toen ik hier was in 2004, waren de dwarsliggers nog zichtbaar. Ze zijn of weggerot, of uitgegraven.
Het begon echt te gieten en ik was toe aan een warme lunch. Ik wist van mijn bezoek in de zomer dat de Brasserie Le Puits sans Faim (de put zonder honger) goed wandelvoedsel had en volgens de website waren ze het hele jaar open.
Toen ik er aankwam was Le Puits echter gedempt — jaarlijkse sluiting. Het nabije restaurant Le Chalet had zojuist zijn lunchkeuken gesloten en zou niet heropenen tot 4 uur. Ze wilden mij niets serveren — zelfs geen cola — maar waren aardig genoeg mij even van het toilet gebruik te laten maken.
Blegny Mine
Blegny-mijn
The coal mine Argenteau – Trembleur — colloquially known as Blegny mine — was already mined in the 16th century, but production was halted for 30 years before a modern mine was founded in 1919 — and demolished by the Belgian army in 1940. Production restarted at the end of the war and the headframe and most aboveground installations are from that era.
The maximum depth of the mine was 760m.
It has two on-site terrils, the Ancien and Nouveau (old and new), both burnt and 37 and 43 metres high.
The mine closed in 1980, but was turned into a museum and attraction immediately. I can recommend a visit, which goes underground into the old training shafts at -30 and -60m.
De kolenmijn Argenteau – Trembleur — algemeen bekend als Blegny-mijn — werd al ontgonnen in de 16e eeuw, maar de productie lag 30 jaar stil tot in 1919 een moderne mijn werd gevormd, die in 1940 door het Belgische leger werd opgeblazen. Aan het eind van de oorlog herstartte de productie, en de schachtbok en de meeste bovengrondse installaties komen uit die tijd.
De maximale diepte van de mijn wat 760m.
De mijn heeft twee terrils, de Ancien en Nouveau (oude en nieuwe), beiden verbrand en 37 en 43 meter hoog.
De mijn sloot in 1980, maar werd direct tot een museum en attractie omgevormd. Ik kan een bezoek zeer aanbevelen, je gaat er ondergronds naar de oude opleidingsgangen op -30 en -60m.
Blegny Mine is also the start of the GR 412: Sentier des Terrils. 412 is a strange number for a Belgian GR, as most intranational routes are numbered in the 500’s. The fourth of December (4-12) is the name day of Saint Barbara, the patron saint of miners. For this reason, the Sentier des Terrils is numbered 412.
De mijn van Blegny is ook het begin van de GR412: Sentier des Terrils. 412 is een vreemd nummer voor een Belgische GR, de meeste intranationale routes zijn in de 500-serie genummerd. Maar vier december (4-12) is de naamdag van Sint Barbara, de patroonheilige van mijnwerkers. Vandaar dat de Sentier des Terrils 412 genummerd is.
The GR 412 leads along quite a lot of terrils, but does not climb them. I had decided that — whenever possible — I would climb all terrils the route came along. I broke this resolution immediately, because I did not climb the Argenteau terril. My excuse was that I was cold, hungry and I actually was in a hurry — I still had about 13 km to go to the hotel I reserved and it was 14:42. The sun set at 16:32, which meant that I had about 2.5 hours of light left. Also, I climbed the terril less than 5 months ago, so it still sort of counts. These foto’s are from my July 2019 visit.
De GR 412 voert langs langs behoorlijk wat terrils, maar beklimt deze niet. Ik had besloten dat ik — indien mogelijk — alle terrils zou beklimmen waar de route langs kwam. Ik heb dit voornemen direct gebroken, want ik heb de terril van Argenteau niet beklommen. Mijn uitvluchten waren dat ik het koud had, hongerig was en haast had — ik had nog zo’n 13 km te gaan tot het hotel dat ik gereserveerd had en het was 14:42. De zong ing onder om 16:32, wat betekende dat er nog zo’n 2.5 uur licht over was. Bovendien had ik de terril minder dan 5 maanden geleden al beklommen, dus dat telt ook een beetje. Deze foto’s zijn van mijn bezoek in juli 2019.
The mine site was half-closed over the christmas holiday: you can still visit the grounds via the main gate, but the rear exit, trough which the GR412 leaves, was closed. I was not in the mood for a detour, so I hopped a wall. From here on, the route became more typical of a GR — along back streets, narrow paths between or even across fields, which gave a very rural feeling, while this had once been part of a large industrial agglomeration.
De park van de mijn was half-gesloten tijdens kerst: Je kon er via de grote poort wel in, maar de achteruitgang, waardoor de GR412 het park verlaat, was afgesloten. Ik had geen zin in een omweg, dus ik ben over een muurtje gesprongen. Vanaf hier werd de route meer typisch GR — langs achterafweggetjes, nauwe straatjes tussen of zelfs over velden, wat een zeer landelijk gevoel gaf, terwijl dit toch een van de grote industriële agglomeraties was.
From Blegny (town) on I had a beautiful view on the Micheroux I — the highest terril in the country (measured from sea level). But while looking up at mount doom, I first had to go deep — Blegny is at 227m, but I had to cross the valley of the Ruissau de Bolland with it’s floor at 151m — before climbing back up on a steep, wet, muddy cutting where unfortunately, my shoes didn’t stay dry inside. Arriving at the other side of the valley at Heuseux it was already past sunset, still 8km to go and another 55m to climb — at a very gradual incline.
Vanuit en vanaf Blegny (dorp) had ik een erg mooi uitzicht op de Micheroux I — de vanaf zeeniveau gezien hoogste terril in het land. Maar terwijl ik opkeek naar mount doom, moest ik eerst diep zinken — Blegny ligt op 227m, maar ik moest door het dal van de Bollandbeek met de bodem op 151m. Daarna terug omhoog door een steile, natte, modderige ingraving, waar mijn schoenen helaas niet droog bleven. Toen ik aankwam in Heuseux, aan de andere kant van de vallei, was het al na zonsondergang, nog 8 km te gaan en nog 55m te klimmen — maar wel een heel geleidelijke klim.
Across the E40 highway, at Évegnée-Tignée, a true downpour started with a fierce gale and hail. I was very fortunate to be able to take shelter in a bus stop — although I had to press myself in a corner to not get blasted by the hail passing more horizontal than vertical. I waited for 10 minutes before I went on — the rain had turned into a drizzle, it was getting darker by the minute and I still had 6 km to go.
Over snelweg E40, in Évegnée-Tignée, begon het te gieten, met een behoorlijke bries en hagel. Ik had enorm geluk dat ik kon schuilen in een bushalte — al moest ik mijzelf in een hoekje duwen om niet gezandstraald (hagelstraald?) te worden door de hagel die meer horizontaal dan verticaal ging. Na 10 minuten wachten ging ik door — de regen was al een stuk minder, het werd per minuut donkerder en ik moest nog 6 km.
From here on, the road was pretty uneventful — passing by the terril Micheroux I which I would climb the next day — until I came upon the railway line 38 (Liège – Aubel – Plombières) that had been turned into a RAVeL. The GR turned right, but I turned left, towards my hotel.
This bike path is also accessible for horse riders, but galopping is forbidden.
Vanaf hier was er weinig opmerkelijks meer onderweg — Ik kwam langs de terril Micheroux I die ik de volgende dag zou beklimmen — tot ik op de spoorlijn 38 (Luik – Aubel – Bleiberg) kwam, die tot een RAVeL omgevormd is. De GR ging rechtsaf, maar ik ging links, richting mijn hotel.
Het fietspad was toegankelijk voor ruiters, maar galopperen is verboden.
Along the railway, active until 1973, the milepost markers are still present.
The tunnel under the E40 provided another shelter for a few minutes of downpour — I was really lucky to be able to find shelter exactly during the downpours.
The last section of the line I walked was unlit and I was very happy to have a good headlamp.
The fomer station of Melen had signage that was younger than 1973 — presumably not original, but a nice touch.
Langs de spoorlijn, in gebruik tot 1973, staan de kilometerpaaltjes nog.
De tunnel onder de E40 bood weer beschutting voor een paar minuten stortbui — ik had echt geluk dat ik net tijdens de stortbuien ergens kon schuilen.
Het laatste deel van de lijn dat ik liep was onverlicht en ik was blij een goede hoofdlamp te hebben.
Het voormalige station Melen had bebording dat jonger was dan 1973 — waarschijnlijk niet origineel, maar een leuke vondst.
Me, a fan of old railways, found it fitting to book a sleeping place at Station Charlermagne. Ok, not a train station but a gas station. It had no more relation to the railways than that the edge of the terrain bordered one. This was the first time I spent the night in a gas station!
Ik ben een fan van oude spoorwegen, en daarom heb ik een overnachting in Station Charlermagne geboekt. Okee, geen treinstation maar een pompstation. Het had niet meer relatie met een spoorweg dan dat er een in de achtertuin lag.
En dit is de eerste keer dat ik in een benzinepomp overnacht heb!
I was a bit skeptical at first, but reviews were good and indeed, it had a good bed, nice heating to dry everything on and a superb shower.
After showering a long time, I walked another 3 km (round trip) to a nearby Italian restaurant to find out they were full. So I went back to the hotel/gas station to find out that the on-site La Commedia was full as well, but after waiting for half an hour I was treated to an excellent tree-course meal, then went to bed and dropped in a well-deserved deep sleep, after walking 30,97km.
Ik was eerst wat skeptisch, maar het had goede recenties, en inderdaad, er was een goed bed, goede verwarming om alles te drogen en een geweldige douche.
Na een heel lange douche, heb ik nog 3 km (retour) gelopen tot een nabij Italiaans restaurant dat helemaal vol bleek te zitten. Dus ben ik teruggegaan naar het hotel/benzinepomp waar bleek dat het restaurant La Commedia, dat in hetzelfde gebouw zat, ook vol was, maar na een half uur wachten werd ik vergast op een heerlijke driegangenmaaltijd, waarna ik naar bed gegaan ben en in een welverdiende, diepe slaap viel, na 30,97km gelopen te hebben.
→ Micheroux – Jupille
GR 412: Overview
GR 412: Terrils visited
Leuk stapverslag.